LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
107
vlg.
Blz. 371.
Gemeente-archief Papieren register fol. 120 en
lijksche bede in hun gebied geconsenteerd hebben aan
de leproosmeesters. En daarmede is het ontstaan van de
jaarlijksche ommegang door het Westland wel voldoende
verklaard.
Kroon zegt1dat het Leprooshuis omgeven zou zijn
geweest door een gracht. Dit lijkt me wel eenigszins sterk
uitgedrukt. Het Leprooshuis met zijn tuin blijkt omgeven
te zijn geweest door een sloot. Op 22 Mei 1642 wordt deze
sloot gedempt, met consent van de Heemraden van
Delfland.
Als in de 17e eeuw de melaatschheid zoo goed als ver
dwenen is, besluit de Magistraat in 1669 het Leprooshuis
als zoodanig op te heffen en het om te zetten in een pro
veniershuis. De bezittingen van het Leprooshuis gaan dan
op dit proveniershuis over: tot deze bezittingen behoorden
ook de goederen van de vroegere Onze Lieve Vrouwe-
kapel op de Spuibrug.
Stadsdokter.
In de inleiding op de Hofboeken hebben we het een en
ander meegedeeld over dokters en apothekers in Den
Haag tot het einde der 16e eeuw. We mogen volstaan, in
dit hoofdstuk over Ziekenzorg naar die inleiding te ver
wijzen. Maar wel willen we iets mededeelen over het ambt
van armen- of stadsdokter, gelijk dat in 1592 voor het
eerst schijnt te zijn ingesteld. 2)
De instructie voor Gangolf Jansz. is n.l. zóó uitvoerig
terwijl er niet verwezen wordt naar een vorige instructie,
dat men zich niet van den indruk kan losmaken, dat dit
een eerste aanstelling is.
Hij wordt aangesteld „om te cureeren generalicken