BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
108
Stadsapotheek.
Een stadsapotheek is pas veel later gekomen, n.l. in
1648. Toen waren er al drie stadsdoktoren. Deze moesten
hun recepten behoorlijk van hun handteekening en van een
datum voorzien en bovenaan schrijven, dat het recept
voor de armen was.
De stadsapotheker was verplicht alle recepten te lias-
seeren, om daaruit jaarlijks zijn rekening op te maken, ter
wijl twee onpartijdige apothekers burgemeesteren moes
ten adviseeren over de al of niet juistheid van de prijzen,
allen dengeenen, die bij tijde van heete ofte pestilentiaele
sieckte binnen den Haege besiect ende besmet sullen wer
den”. Een speciale pestdoktker werd, gelijk we zagen,
eerst in 1635 aangesteld. „Sal voorts gehouden sijn te
cureeren alle schamele persoonen die eenige cranckheyt
sullen moegen overcoemen, tzij van ulseratiën ende andere
diergelyck zaecken (vuytgesondert de syecte van de
pocken, daer hij nyet en zal weesen ingehouden)”. Maar
hij behoeft arme menschen dan alleen te behandelen „ten
zij dezelve persoonen hebben een behoorlijck biljet van
burgemeesteren an hem meester Gangolf adresseerende”.
Ook soldaten zal hij moeten cureeren. Verder zal hij lijk
schouw moeten verrichten over alle personen, die hier ver
moord worden gevonden.
Verder zal hij gehouden zijn „te leveren alle de medi
camenten, oliën, salven ende voorts generalicken alles wat
hij totte voorscr. scamele siecken, crancken ende gewon
den sal behouven te hebben, sonder daer vooren yets te
moegen eyschen”.
Als salaris ontvangt hij tachtig ponden te veertig groo-
ten het pond, terwijl hij vrijgesteld is van zijn schutters
plichten.