LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 109 x) Gemeente-archief O.a. 177a. die de stadsapotheker voor zijn medicamenten had ge vraagd. Aanstelling van de stadsvroedvrouw Reeds vóór de aanstelling van den eersten stadsdokter vernemen we de aanstelling van een stadsvroedvrouw. Het is in 1557 1en daar in haar instructie niet naar een vorige verwezen wordt, is het dus mogelijk, dat in dit jaar voor het eerst een zoodanige functionaris werd aangesteld. Schout en schepenen deelen in deze aanstelling mede, dat zij „overcommen, geaccordeert ende geappoincteert zijn met Margriette Vredericxdochter omme te weesen geswooren vroevrouwe in den Hage ende Haechambachte daer sij versocht sal worden te coemen ende dat voor een tijt ende termijn van ses jaeren lanck geduyrende”. En evenals het in de aanstelling van den eersten stads dokter uitdrukkelijk vermeld wordt, n.l, dat hij ook de lijders aan pestilentie te behandelen heeft, zoo wordt ook uitdrukkelijk de vroedvrouw opgedragen haar taak te doen „in tijden van pestilencie als andere, int pestilencie- huys ende daer buyten in andere huyssen, armen ofte rijcken, geen vuytgesondert”. Maar ondanks het feit, dat zij haar wedde van de Magistraat ontvangt, mag zij toch voor haar hulp hono rarium vragen. Zij moet „den rijcken helpen om geit ende den armen tot haerder believen ende discretie”. Zij mag „vuyten Hage nyet vertrecken dan bij consent van den schout ende gerechte”. „Als de peste regneert” bedraagt haar wedde per jaar „drie ponden grooten vlaems ende in anderen jaeren als de peste nyet en regneert twee ponden grooten vlaems te betaelen tot elcken halve jaere”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 117