LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
115
keyser, cancelyer, deken ende factoor gestelt worden alle
jaers twee hoemans ende twee rhetoryckmeesters, die ge
houden zullen zijn in te nemen die jaerpenningen ende de
rente van Sinte Adriaens- ende Soete Naam Jesusgilde.
Deze hoofdmannen en rhetorijckmeesters moeten die gel
den administreeren en daarvan zorgen voor het onderhoud
van de ornamenten van „het Zoete naam Jezus altaer” in
de Groote Kerk. Zij moeten elk jaar van hun ontvangsten
en uitgaven rekening en verantwoording afleggen „voer
keyser, cancelyer, deken, factoer ende de nieuwe hoof-
mans ende rhetoryckmeesters”. Verder bepaalt de Magis
traat om „gheen spelen van sinnen nochte van geneuchte
in te setten uyt te geven omme te spelen alhyer in den
Haghe ofte Haechambacht, ofte en sullen deselfde eerst
ende als voren hebben laten visiteren den hoofdofficieren
van den Haghe”.
Wat dit laatste betreft: hieruit blijkt, dat de Kamer
feitelijk onder controle en censuur stond van den baljuw.
En dat dit zoo in volgende jaren gebleven is, blijkt uit den
brief van 1646 van „Mit Geneuchten” aan de Magistraat,
dien we straks laten volgen. Ook de 17e eeuwsche rede
rijkers konden hun spel pas opvoeren, als de baljuw het
eerst had goedgekeurd.
Verder wordt aan „Mit Geneuchten” bij inachtneming
van de genoemde bepalingen alle steun en hulp door de
Magistraat verzekerd, die de Kamer dan ook rijkelijk
heeft genoten.
Zoo is dus in 1562 „Laet vaeren droefheydt” in „Mit
Geneuchten” opgenomen. Nu blijkt, ofschoon de jaardag
van de Corenbloem altijd op 24 April werd gevierd, dat
ze haar feestdag vierde, na 1562, op St. Laurentiusdag,
d.i. 10 Augustus. Nu is het verder merkwaardig, dat het
blazoen van de Corenbloem onder de zinspreuk „Mit
Geneuchten” oorspronkelijk is geweest het kindeke Jezus,