BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 116 de ver- L en twee engelen, dat, op de wereldkloot gezeten, korenbloemen plukt. 1 Maar na de samensmelting met „Laet vaeren droef- heydt” voerde haar blasoen volgens „het Constthoonende juweel bij de loffelijke stadt Haarlem 1607” 2) in het midden een dubbelen keizerlijken arend, gedekt met een kroon van korenbloemen, vastgehouden ter rechterzijde door St. Laurens, liggende op een rooster3) en ter linker zijde door het kind Jezus, dat, op de wereldkloot gezeten, korenbloemen plukt, terwijl het geheel is omstrikt met een lint, waarop de zinspreuk „Met Geneuchten”. Deze vermelding bevestigt nu de juistheid van onderstelling, dat „Laet vaeren droefheydt” een rederij kerskamer is geweest met als schutspatroon St. Laurentius en dat deze Kamer en „dat geselscip van Sunte Laurijs” identiek moeten wezen. De Madelieven te Scheveningen. Er bestond in de 16e eeuw in Scheveningen ook een kamer van rhetorica „De Madelieven” genaamd, onder de zinspreuk „Wij visschen geneucht”. Nu bepaalt in 1564 de Magistraat van Den Haag, dat deze Kamer haar devies moet veranderen en dat zij moet aannemen het devies van de pas opgeheven Kamer in Den Haag.4) Sedert dien 4) Het blazoen, door Pars beschreven in zijn Katwijksche oud heden en geciteerd bij van den Bergh, moet ten eenen male onjuist zijn: „Het Haagsche blasoen, waarin vertoond en afgebeeld werd de onafbeeldelijke Drieëenheid, onder de gedaante van een oud man een baard) met een drie dubbelde kroon, daar dan Maria met het kindeken (geloove ook met onder een duiv en die haar kroonen.” 2) Vermeld in de Mededeelingen II blz. 23. 3) St. Laurentius zou volgens de overlevering geroosterd zijn in het jaar 258 onder Valerianus. 4) Gemeente-archief R.A. 393 fol. 48. Register van verkoopingen van losrenten. Vermeld in de Mededeelingen I blz. 21 waar ten onrechte het register vermeld staat als loopende van 15381566. Dit moet zijn 15631566.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 124