BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 120 en vlg. Het Sint Adriaansgilde. In het octroy bepaald, dat van 3) Blz. 49. a) O.a.1361 III fol. 1 vs. haer gelieven tijdt ende plaetse te ordonneren (hetzij tegen Paeschen ofte daerna) om tvoorsz. spel op het thoo- neel te brengen in presentie van de Ed. Heeren Magistra ten, met degene, die ’t haer Ed. sal gelieven mede te laeten inne komen ende geen andere versoeckende op ’tgunt voorsz. is een korte ende favorabele expeditie”. Nu vermeldt Mr. L. Ph. C. van den Bergh in zijn reeds genoemde studie1), dat in 1646 aan „den keyser ende gemeene broederen van de earner van rhetorica onder twoord „met Genuchten” 150 wordt uitbetaald voor „de oncosten op tspelen s-Gravenhage gevallen”. Ongetwijfeld zal deze brief dus uit dat jaar dagtee- kenen. van 1562 voor „Mit Geneuchten” wordt de ingekomen gelden, waaronder de renten van het Sint Adriaansgilde en het Soete Naam Jesusgilde, moeten onderhouden worden de ornamenten van het Soete Naam Jesusaltaar in de Groote Kerk. Ongetwijfeld zal er een zekere band bestaan hebben tusschen het Sint Adriaansgilde en „Mit Geneuchten”. Het Sint Adriaansgilde was gevestigd op „onsse dorpe ende jurisdictie van Sceveninge". Op 10 Maart 1538 krijgt dit gilde een nieuwen gilde- brief2), omdat de gildebroeders „in de laetsten hoogen ende grooten vloet up Sceveninge verlooren hebben ende offhandich gemaict is hoeren gildebrieff, doer welck ver lies sijluyden ende tgeheele gilde van Sinte Adriaen te van het spel tot loff van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 128