LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
121
J) Gemeente-archief R.A. 394 fol. 464vs.
nyete gaet ende oic mede den dienst Goodts, die daer
doer vermeert ende onderhouden wordt
In dezen nieuwen brief wordt dan bepaald, dat „alle
ambachtsluyden, die neringhe doen willen, in dit voors.
gilde van Sinte Adriaen gaan moeten, als tappers, bac
kers, craamers, waerluyden”.
En verder wordt voorgeschreven, dat niemand eenig
ambacht of nering zal mogen opzetten „en sal eerst, nae-
dat hij VI weecken de neringe begonst zal hebben, buyr-
man van den Hage worden”.
Opmerkelijk is het, dat den gildebroeders van dit
Scheveningsch gilde wordt voorgeschreven buurman van
Den Haag te worden, omdat, zooals we in het hoofdstuk
over de inwoners van ’s-Gravenhage en Scheveningen
zullen zien, het voor Scheveningers voldoende was, als zij
het huurrecht van Scheveningen verkregen hadden.
Waar het huurrecht van Den Haag tolvrijheid met zich
medebracht en de broeders van het Sint Adriaansgilde
hoofdzakelijk kooplui waren, was het voor hen dus een
voorrecht.dat zij het huurrecht van Den Haag verkrijgen
konden. Mogelijk is het, dat zij tegenover dit voorrecht
als wederdienst een rente stelden ten bate van de Haag-
sche rederijkerskamer.
Het Soete Naam Jesusgilde.
Het Soete Naam Jesusgilde was een gilde van religieuse
strekking, zooals de naam trouwens ook doet vermoeden.
Uit een acte van 26 October 1570 x) blijkt het karakter
van dit gilde onomstootelijk. Op dien dag n.l. schenken
Kathrijn Jorisdochter en haar zwager Jan Jansz. aan „die
hooffmans van den Soeten Naem Jhesu gilde alhyer in
die prochykercke van den Haghe tot behouff ende on-