BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
124
ons
Gem, Archief. Papieren Register fol. 56vs.
Maar gelijk de Magistraat zich sedert het einde der
15e en ’t begin der 16e eeuw zelfstandig trachtte te
maken van den graaf (zie mijn studie Jaarboek 1924) door
het pachten van het schoutambacht, klerkambacht etc. zoo
trachtte zij dit ook met betrekking tot de school. Het is
in 1516 1dat de Magistraat de scholasterie pacht van
het kapittel op het Hof voor vier en twintig ponden per
jaar en daarmede de benoeming van den rector van de
school aan zich trekt ,,mit conditie als dat deze rectoir
of schoolmeester bij henluyden gestelt, sculdich wesen
sal al eer hij dat regiment van der schole anvaert
deecken ende capittel behoirlicken eedt te doen”.
Die vier en twintig ponden zullen wel betaald zijn uit
de schoolgelden, evenals het salaris van den rector. Deze
had nog geen vast salaris; dit was afhankelijk van het
aantal scholieren. Daarom waren er soms geen sollicitan
ten te vinden voor het schoolmeestersambt. Bovendien
waren de scholieren, die inwoonden bij kapittelheeren
vrijgesteld van schoolgeld. De school werd bezocht, zoo-
als uit de acte van 1516 blijkt, door rijke en arme kinderen.
Het onderwijs.
Het onderwijs bestond, zooals het in het zoo aanstonds
te bespreken verzoek van de Magistraat aan het Hof van
Holland omschreven wordt uit „leesen, scrijven, rekenen
off cijferen”.
Daarbij is niet te vergeten, zooals ook uit de acte van
1516 blijkt, dat zingen een groote rol speelde in het
onderwijs, terwijl tevens kennis van het Latijn werd bij
gebracht.
De kinderen immers moesten dagelijks zingen tijdens
de godsdienstoefening in de Hofkapel en als het kapittel