LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
133
poppekens doer den Haeghedie tot 1654 in stand is
gebleven.
van zoo n speelhuis
van den gunsteling,
Dobbelen en quaken.
Er zijn weinig spelen, die zooveel onheil hebben ge
sticht als het dobbelen. Als erfgenaam van de oude Ger-
maansche bevolking heeft de bewoner van deze streken
het dobbelspel druk beoefend. Trouwens de graaf gaf
het voorbeeld. Ontelbaar zijn bijkans de plaatsen in de
grafelijke rekeningen, waarin de rentmeester de bedra
gen opsomt, die hij den graaf ter hand stelde op de
avonden, dat deze zich met het dobbelspel vermaakte.
En er werd grof gespeeld.
De graaf trok partij van de zucht tot het dobbel- en
hazardspel, door zoowel elders als ook hier in Den Haag
gelegenheden op te richten, waarin uitsluitend en alleen
mocht gedobbeld worden, zoogenaamde „dobbelscolen”
en „quaakborden”. Het quaakbord schijnt een bord te
zijn geweest, waarop een spel werd gespeeld quaken
of queken genoemd - dat een soort triktrakspel was.
Lübben en Walther verklaren het woord door Trictrac-
brett, Spielbrett, Wurfelbrett.
Natuurlijk vloeiden de inkomsten
in de kas van den graaf of in die
aan wien hij de exploitatie van zoo’n gelegenheid schonk.
Het was zelfs op zware boete verboden om buiten het
speelhuis of zelfs in zijn eigen huis te dobbelen of te
quaken ,,want soe wie buyten de gemelte huyse (al was
het in zijn eygen) dobbelde, quaecte, pyste of eeniger-
hande spil speelde om geld, oec hoe het genoemt zi, die
verboerde alsoe dicke ende alsoe menickwerve als hyt
dede drie pont hollants, twee derden voor den graef
ende een derde voor de stat of plaetse, dair sulks ge-