BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
134
Zie De Riemer III biz. 404.
a) Algemeen Rijksarchief Leenkamer register EL 4 fol. 6. Inven
taris no. 4.
3) Idem Leenkamer register Privilegia I fol. 22. Inventaris no. 55.
4) Idem. Leenkamer Memoriaal B. F. fol. 76. Inventaris no. 307.
schiede” en deze boeten waren „bi nachte tweescat”. 1
Reeds in 1358 vinden we, dat de graaf aan een van
zijn gunstelingen, Arnd van den Damme, het recht geeft
een dobbelschool en quaakbord hier in Den Haag te
exploiteeren ,,mit sinen toebehooren”. 2)
Ook in Scheveningen was zoo’n speelhuis. In 1405 3)
geeft de graaf de helft van zijn dobbelschool en quaak
bord in Den Haag en Scheveningen aan zijn bottelier
„Heynryck Comer, die men hyet Hantel om menigen
dienst wille die hy onsen lieven heer en vader, dien God
genadich sij, in synre bottelry gedaen heeft”. De graaf
geeft hem „die rechte helft mit sulcker nutscap ende
profyt, als dair toe staen ende Clays die Muys dair
tot desen dage toe of gehadt heeft en Pickel die ander
helft toebehoirt, durende Henrix voirs. leven langh ende
ontbieden onsen bailju, scout ende scepenen ende ge-
meene buyren van den Hage ende van Sceveninge, dat
zij Henric voirs. of die gene, die hij voort in de helft van
den dobbelscoele voirs. zetten sal, dieselve dobbelscoele
mit sinen toebehoeren rustelic ende vredelic laten ge-
bruycken, sonder hem eenigen hinder of letsel dair in
te doen of laeten gescien in eenigerwijs ende wair dat
sake, dat Heynrick voirs. langer levede dan Pickel
voirs. soe sal hij nae Pickels doodt die dobbelscoele
voirs. mit horen toebehoeren gehelic alleen hebben ende
gebruycken zijn leven lang”.
In 1407 4) lezen we, dat de graaf aan „Colijn ende
Piraert van Parijs, gebroeders, die dobbelscole ende