BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 136 berg altijd eenige personen aanwezig zijn, hetzij vreemdelingen, hetzij inwoners van Den Haag die ten allen tijde klaar staan om met de bezoekers te dob belen. Dit blijkt uit een scherpe keur van de Magistraat van 7 October 1537 „dat van nu voertan gheen bier tappers hem en vervorderen te zetten eenyge persoen ofte persoenen, tsij van binnen den Hage ofte van buy- ten, die in haer huysse zouden willen speelen ofte speel den dan alleenlicken mitten vijfthien schijven opte ver beurte van twee karolus gulden voor de waert ofte waerdinne ende elcke speelder een karolus gulden, soe dick zijluyden daerop bevonden off hemluyden tselfde over getuycht wordden”. En nogmaals wordt het dobbelen in welken vorm ook verboden „dat hem noch nyemandt binnen den Haige ofte Haichambacht en vervordert te speelen buytens- huys ofte in gheen openbair plaetssen mitten taerlinck, quackspel ofte andere diergelycke speelen ofte boete van III st.” Merkwaardig voor de moreele waardeering van het dobbelspel is, dat „tuysschen” zoowel de beteekenis heeft van bedriegen als van dobbelen. Het eenige spel, da getolereerd wordt, is het spel van de vijftien schij ven, zooals dit in de keur genoemd wordt. Wat dit voor een spel was, daarvan is weinig bekend. Vermoedelijk was dit een soort triktrakspel, ook wel genoemd de „twaalf lijnen” waarbij het speelbord verdeeld was in twaalf strepen, in het midden doorsneden door een lood rechte lijn, zoodat er vier en twintig strepen ontstonden. Er waren witte en zwarte, ook wel witte en roode stee nen, waarvan ieder speler er vijftien voor zich had, benevens twee dobbelsteenen in een beker. Eerst werd nu de worp gedaan, daarna werd de steen op het bord 2) Gemeente-archief Oa. 1358 fol. 91.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 144