LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
139
alleen kinderen zich aan verstoring der godsdienst
oefeningen schuldig maakten. Meer dan één keur wordt
er uitgevaardigd tegen „eenen yegelycken, overmits de
menichfuldighe dachten, die dagelicxs commen van te
wandelen, callen ende rallen in der kercken onder die
diensten Goodts”. En de boete, die op overtreding van
de keur staat is „zes stuvers tot proffijte van den Heer,
die men eenen yegelicken sulcxs diende offnemen ende
de facte executeren sal ende so wye nyet aen te verhaelen
en heeft, die sal men zijn opperste cleet offnemen ende
executeren daeran deselve boeten". 1)
De omgeving der kerken moet ook tegen rumoer en
straatschenderij beschermd worden en niet het minst het
kerkhof. Het is verboden daar „sijn gevouch” te doen.
Verder wordt geboden „eenen jegelycken heur kinderen
te houden van tkerkhoff om daer te spelen, smacken
ende goyen met ballen, pennincken, nooten ofte andere
up een boete van ses stuvers ende wat scade yegelicx
kinderen doen an der glaessen van der kercke, stad-
huysse ofte in yemand anders huyssen ofte glaessen, dat
men de selve an der ouders sal verhaelen 2) Het spe
len met penningen of legpenningen, waartegen telkens
moet worden opgetreden, is een spel, dat om geld ge
speeld werd. Deze legpenningen waren van koper of
zilver en volgens de rij, waarin ze neerkwamen op den
grond, nadat men ze tegen een muur had geworpen,
kende men er een overeengekomen waarde aan toe.
Vooral moet ook de Sint Anthoniskapel op den Geest
beschermd worden en het is ten strengste verboden daar
„te caetssen, mitte clooten te scyeten, te balslaen, te smij
ten off te smacken”. 3)
Gemeente-archief O.a. 1361 I fol. 5.
Idem O.a. 1361 I fol. 5vs. 1361 II 43vs.
3) Idem O.a. 1361 I fol. 20vs.