LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW Hl wordden ende geset te wordden int openbaer opte kaecke ten minste twee uren lanck”. Het boogschieten scheen ook nogal een sport te zijn, waarbij men moest vloeken. We vonden nl. de bepaling, dat die bij het boogschieten „zweert ofte den naem Gods ydelicken in sijn mont neempt ofte den zwarten man noempt, zal verbeuren een halve stuver”. De gilden in het algemeen. We zouden drie soorten gilden kunnen onderschei den in het middeleeuwsche leven: religieuse, militaire en ambachtsgilden. Al was het doel verschillend, toch was er veel gemeenschappelijks. Gemeenschappelijk was de sterk religieuse inslag. Alle waren gewijd aan een bepaalden heilige of heilig object, alle hadden in de Parochiekerk een altaar, waarop ze missen lieten lezen ter eere van den schutspatroon, en alle vierden ze hun jaarfeest op den naamdag van hun heilige. Gemeenschappelijk was eveneens de vorm van be stuur. Aan het hoofd van elk gilde stonden een deken en vier hoofdfmannen, al worden zij wel eens anders genoemd. In de derde plaats zijn alle gilden vóór het begin der 16e eeuw autonoom. Daarna krijgt de Magistraat in vloed op hun bestuur en op de verkiezing der bestuurs leden. De religieuse gilden of broederschappen zijn genoemd in het hoofdstuk over Godsdienst en Kerkelijk Leven en besproken in dat hoofdstuk en onder Armenzorg en Ziekenzorg. We mogen dus volstaan met daarheen te verwijzen. VII. DE GILDEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 149