BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
144
Gemeente-archief M.Z. 396.
2) Elsenair hij, die met de els werkt; schoenmakersgezel.
3) Den meesterstitel halen.
4) Gemeente-archief M.Z. 396.
welken aard blijkt uit een acte van verzoening tusschen
beide gilden1), waarin ze verklaren „dat die broeder-
scip van Sinte Sebastiaan ende die broederscip van Sinte
Crispijn ende Crispiaen wesen sullen ende bliven tot
ewigen dagen éne broederscip ongedeelt ende ongescey-
den, dats te verstaen van allen saken, die den dienst
Goids roerende siin alse van den outaer van Sinte Se-
bastiaen geliic te betalen van persoon te persone”.
Leden van het St. Crispijnsgilde genieten voorrech
ten bij het Sint Sebastiaansgilde „wairt sake datter
yemant van den geselscappe van Sinte Crispiin ende
Crispiaen mede schieten woude ende voir datum des
briefs nye geschoten en hadden, die souden geven den
outaer van Sinte Sebastiaen een pont wass ende wesen
voirtan verbonden mitter geselscappe van Sinte Sebas
tiaen, behoudelic dat si niet dan eens dertien groot
tsiaers betalen en souden; ende wederomme wair dat
sake datter enige elsenairs2)) waer-en in dat geselscap
van Sinte Sebastiaen, die meesterie setten wouden3)
na datum des briefs, die souden oic geven den outaer
voirsz. een pont wass”.
Maar deze verzoening, voor eeuwig bedoeld, houdt
maar stand tot 1464. Dan gaan de gilden feitelijk uit
elkaar. Een uitspraak in hun nieuwe geschillen 4leidt
tot het deelen van hun bezittingen „alle die renten mit
scepenen brieven sullen zij delen an beyden zijden, elx
die helft”. Maar alles wat ze noodig hebben voor hun
godsdienstige plichten „altair, tabbernakel, kelck, kasuf-
felen, ornamenten, alven, dwalen, gardinen etc. dat sail
te samen bliven”. Maar de Doelen worden aan het Sint