BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 146 gewapende van vijanden naar binnen ver- Aan het gilde is geen lang leven verder beschoren geweest. Het heeft opgehouden te bestaan tijdens de Geldersche invallen. Uit den aard der zaak konden handboogschutters niet veel meer met hun verouderde wapenen in dien tijd uitrichten. Hoe het einde van dit gilde was, blijkt uit den reeds aangehaalden brief van 5 Juli 1549 van „de confrérie ende beminders van den hantboge” „nu es soe, dat overmits die oorloge van den Gelderssen, die dagelicx meer ende meer grasseerde alhier in Hollandt, soe sijn die scutters ende broeders van minnen van den hant boge verstorven ende eenighe verloopen, sulcxs dat die erffpacht onbetaelt bleef”. Cloveniers. Maar Den Haag kon niet zonder een macht van burgers blijven, die invallen zou weten te keeren of ook de rust zekeren. Zoo richt dan de baljuw Vincent van Lebestein in 1538, onder de dreiging van de invallen van de Weder- doopers, met consent van de grafelijkheid een nieuwe Schutterij op, zooals blijkt uit een octroy van 1548 door Karel V aan de nieuwe schutterij verleend. En deze nieuwe broederschap „ofte ghilde” telt „tachtentich coloveniers ofte bosschutten”. De Magistraat moet deze schutterij onderhouden en betaalt er jaarlijks voor tach tig carolus gulden. Op 2 Mei 1538 krijgt dit nieuwe gilde, dat ook Sint Sebastiaan tot patroon heeft, zijn gildebrief. 1 Volgens den gildebrief zijn er vier hoofdmannen, die elk twintig schutters onder hun bevelen hebben; aan het hoofd staat de koning. In tijd van nood „oft gebeurde x) Idem fol. 143vs en vlg.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 154