BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 148 Oranje, Utrecht schutters nieuwe hoofdmannen gekozen moeten worden. Zoo werden door den landsheer de schutters tot ge hoorzaamheid aan de Magistraat verplicht en de sche penen zijn zoo verheugd met dit resultaat, dat zij den baljuw voor zijn bemoeiingen een som van vijf en twin tig carolus gulden schenken. 1 Toch heeft de Magistraat het verloopen en de ont binding van het Cloveniersgilde door deze ordonnantie niet kunnen keeren. Althans zoo moet men wel opvatten de motiveering van een octroy van Philips II van 2 Mei 1561, waarbij hij de Cloveniersschutterij opnieuw op richt. 2) Hij erkent in dit octroy, dat „tusschen den voorn, bailliu ende busschutters in den jaere vier ende veertich lestleden zeecker onverstandt geresen zijnde, deselve busschutters verlaeten sijn geweest Dank zij de bemoeiingen van den Prins van toenmaals stadhouder in Holland, Zeeland en werd, volgens de verklaring in dit octroy, de nieuwe schutterij opgericht. In 1561 wordt haar een gildebrief uitgereikt. Het voornaamste, dat deze gildebrief inhoudt, naast de gewone, in de andere gildebrieven ook telkens voor komende bepalingen, is in de eerste plaats, dat door schout, burgemeesters en gerecht zullen gesteld worden een deken met vier hoofdlieden en honderd twintig gilde- broeders of schutters. Zij zullen de beschikking krijgen over het huis 3) en de doelbaan, die de vorige Schutterij ook in gebruik had. Zij zullen verder stipte gehoorzaam heid aan de Magistraat hebben te betoonen. Gem. Archief M.Z. 397. 2) Idem. Francijne Register fol. 168vs. 3) Over de verdere geschiedenis van dit Doelhuis zie men Jaar boek 1934, Marg. Kossmann, St. Sebastiaens en St. Jorisdoelen, blz. 129 en vlg.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 156