LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
153
sullen op toutair van den heyligen mairtelaeren Sinte
Crispyn ende Crispiaen.”
Eenzelfde geval deed zich voor met het Sint Pieters-
gilde der vischkoopers (gildebrief vernieuwd 12 Octo
ber 1582), het Sint Jansgilde der kleermakers en het
Sint Franciscusgilde der knoopmakers. Ook deze drie
waren door den kerkbrand van 1539 hun altaar kwijt
geraakt en besloten dus bij schepenacte van 27 Maart
1543 i) hun gilde te houden op één altaar ,,twelck Sint
Pietersoutair alleen plach te sijn ende sullen tzelve halff
ende halff becostigen omme te vermaecken ende te
vernyeuwen”.
Het Sint Franciscus- en hte Sint Jansgilde vormden
toen te samen één gilde onder één bestuur van deken en
hoofdlieden. In 1627 zijn beide gilden gescheiden.
We kennen verder in Den Haag het Sint Adamsgilde
der warmoeziers, het Sint Cornelisgilde, waarin ver-
eenigd waren „alle lindewevers, taeffelaickenwevers,
lijndrayers ende bleyckers Ook hun gildebrief was bij
den kerkbrand vernietigd, waarom zij van de Magistraat
op 26 September 1540 een nieuwen krijgen. 2)
Het Sint Obertsgilde omvatte „alle die ghildebroeders
ofte susters, die in den Haghe broot ofte craeckelingen
backen willen om te vercoopen ofte wye dat broot te
coope houden ende slijten willen"; verder „alle coucke-
backers, pasteybackers ende meester molenairs”.
Ook dat gilde had bij den kerkbrand zijn gildebrief
verloren. Op 20 April 1542 bekwam het een nieuwen
brief. 3)
Het Sint Lucasgilde was dat van de „vijff ambochten”:
n.l. „de gemeen scilders, glaesmakers, berduyerwerckers,
1) Gemeente-archief O.a. 1361 III fol. 8 vs.
2) Idem fol. 3 en vlg.
3) Idem fol. 5 vs.