BIJDRAGEN O;H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
172
plaveien van de straten. Hiermede is men al begonnen
op het einde der 14e eeuw en begin der 15e eeuw. Im
mers, dan treft men reeds tal van straten aan1), die
caseydestraten zijn. Het zijn de straten ten noorden en ten
zuiden van het stadhuis, de Kerkstraat en de School
straat, zoodat het niet boud gesproken is, als men zegt
dat in het begin der 15e eeuw het centrum van Den
Haag, te weten Markt, Kerkstraat, Spuistraat, Veene-
straat, Hoogstraat, Torenstraat geplaveid zullen zijn ge
weest. We moeten ons de toestanden in de 15e eeuw,
wat betreft het centrum, niet al te primitief voorstellen.
Met de verdere bestrating heeft men in het midden en
de tweede helft der 16e eeuw ernst gemaakt zooals ons
aanstonds wel blijken zal.
Men gebruikte voor het plaveien van de kruin van
de straat dus „cassysteenen” of „caseyde steenen”,
straatkeien, geen druipsteen en geen baksteen. De zij
kanten van de straat mochten van „dropsteen” gemaakt
worden. De straten werden verder op afwatering ge
bouwd, in het midden het hoogst, aan de zijkanten lager.
De bewoners betaalden het bestraten zelf, maar de
Magistraat deelde in de kosten, doordat de materialen
door haar werden geleverd tegen verlaagden prijs.
De bewoners moesten ook zorgen voor het onder
houd, ieder voor zijn eigen deur.
De Magistraat ordonneerde, dat een bepaalde straat
geplaveid of gemaakt moest worden. Zij stelde de mate
rialen tegen verminderden prijs voor de bewoners be
schikbaar; deze moesten het werk aanbesteden en zorgen
dat het door een ervaren straatmaker werd uitgevoerd.
Als zoodanig worden altijd de straatmakers van Leiden of
Cartularium van den Heiligen Geest fol. 330 vs. en 331. Zie
verder de inleiding op de Hofboeken, waarin over de bestrating van
het centrum van Den Haag uitvoeriger wordt gesproken.