LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
173
Gemeente-archief O.a. 1361 II fol. 71.
Delft genoemd. Het was verboden dat aan metselaars het
straatmaken werd gegund; alleen bij hooge uitzondering
was dit toegestaan.
Aangezien er absoluut geen toezicht was op het onder
houd der straten, verkeerden ze, zelfs na bestrating, toch
nog in een deplorabelen toestand. Vandaar dat er tal van
keuren uitgevaardigd worden over het onderhoud der
straten. En het spreekt ook vanzelf, dat het maken der
straten veel tegenstand en onwilligheid uitlokte. Vooral
bij de suppoosten, die buiten de jurisdictie- en administra
tieve macht van de Magistraat stonden en die alleen ge
hoorzaamden aan keuren, indien deze goedgekeurd en
voor alle bewoners verplicht gesteld waren door het Hof
van Holland. Een ordonnantie, die ons een juisten kijk
geeft op de bestrating en wat daaraan vast zat, is die van
30 September 1560 i) ,,alsoe veel straten overmits quade
toesicht zeer vergaen ende gebroken zijn, soe dat grote-
licx van noode es deselfde te repareren, soe es bij bailliu,
schoudt, burgemeesteren, scepenen ende vroetscappen
van den Hage bij advyse van mynen heere de President
ende ander Heeren van den Raede gekeurt ende geor-
donneert mits dezen, dat eenen yegelicken, wye hij sij,
geestelick, waarlick, edel, oneedel, suppoost ofte ander
inwoender van den Hage gehouden sal wesen, voer zijne
huyssinge ende erve te doen repareren elcx in zijnen
zijn cassystrate, soe wel de cruyne als de wangen van
den straten, soe die best ende oerbaerlick ten meesten
proufijte van den gemeen straten behooren gemaect ende
gerepareert te zijn en voertaen oock ten meesten oerbaer
ende minste quetse onderhouden sullen moegen worden
ende dat bij de gesworen straatmaecker van Delft ofte
Leyden, die daertoe versocht sullen worden ende nyet bij