LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 175 Register fol. 109. Gemeente-archief Papieren van wege zijn drukke bezig- desen, dat eenen yegelicken zijn gebroecken straete sal moeghen doen maicken met alsulcke andere straetmae- ckers ofte metselaers, als sij sullen meynen heur werck wel gemaect te werden”. Na 1580 pakt de Magistraat eindelijk over geheel Den Haag de zaak der bestrating energieker aan. Allereerst stelt zij weer een straatmaker aan en we vinden op 24 Maart 1582T) als zoodanig Pieter Bartelmeeusz. van Delft genoemd. Zijn instructie geeft een goeden kijk op wat hij te doen heeft. Als loon zal hij hebben „van elcke roede nieuwerck viercant van twaelf voeten int ronde XXIV stuyvers ende sal ontfangen tot daggelden mit een jongen te wercke van Bamisse tot half Maert XVI stuyvers daechs”. In deze instructie is ook sprake en wel voor het eerst van de Haagsche Werf, waar de steenen voor de bestrating gemaakt worden. Van eiken last straatkeien, dien hij op de Haagsche Werf klaar maakt, zal hij vijftig stuivers ontvangen. In 1588 wordt zijn loon, heden, verhoogd. Uit dit alles volgt, dat in de tachtiger jaren van de 16e eeuw de bestrating vrij algemeen zal zijn doorge voerd, zooals ook blijkt uit een resolutie, die de Magis traat op 16 Januari 1589 neemt, waarbij zij besluit alle straten van een steenen wegdek te voorzien. Elke inwoner van Den Haag, zoowel de huurlieden als de suppoosten, zouden natuurlijk in de kosten daar van moeten bijdragen en wel naar verhouding van de breedte van het huis, door hen in eigendom bezeten. Het Hof van Holland hechtte hieraan zijn goedkeuring. De Magistraat zelf zou de benoodigde materialen als zand

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 183