BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
176
Gemeente-archief. Papieren Register fol. 121 vs. en vlg.
en steenen tegen een prijs, aanzienlijk lager dan de koop
prijs, ter beschikking van de inwoners stellen.
Maar bij het innen van de kosten, die door de inwoners
gedragen moesten worden, doen zich groote moeilijk
heden voor. Tal van suppoosten weigeren te voldoen,
maar de Magistraat kan gerechtelijk niets tegen hen uit
richten.
Dan is het, dat de Magistraat zich in 1590 tot het Hof
wendt met het verzoek om de onwillige suppoosten te
dwingen het door hen verschuldigde te betalen en het
Hof gelast dan den eersten deurwaarder van de Reken
kamer het geld in te vorderen. Dit geld heette het straat
geld, welke belasting dus dateert van 1590.
De inhoud van dit verzoek1geeft ons een goeden kijk
op den toestand der straten vóór de bestrating. De Magis
traat verhaalt dan, „hoe dat d’inwoonders ende burgers
aan hen supplianten tot meermaelen gedolleert ende ge-
remonstreert hebbende, dat die straeten in den Hage tot
veele quartieren sulcx waeren gebroecken, dat deselve
overmits de aenvoeringe ende frequentatie van de wagens
ende passagiers aldaer daegelicx passeerende ende repas-
seerende, waeren onbequaem ende precoleus ende dat de
selve hoe langer hoe meer onbequaemer souden werden,
ten waere bij den supplianten daer inne werde voorsien”.
De kosten van het bestraten waren als volgt geregeld,
„dat sij supplianten (d.i. de Magistraat) daer toe tot
costen van den Hage suppediteeren souden het sant daer
toe noodig sijnde ende dair beneffens leveren souden
elcke tonne steens tot VIII st. de tonne, bij hen ingecogt
tot XXIV st. elcke tonne ende dat voorts de arrebeyd
ende steen, elcke tonne tot VIII st. gerekent, betaelt
souden werden bij den eygenaers der respective huysen,