LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 177 Gemeente-archief. Papieren Register fol. 44 en vlg. 12 Den Haag heeft zich in den lands- een moeilijke positie bevonden, van den landsheer en werd door wier straeten gemaect ofte gerepareert souden werden”. b. Bebouwing. De Magistraat van heerlijken tijd steeds in De grond was eigendom dezen in erfhuur uitgegeven. Welke perceelen de grafe lijkheid in erfhuur wilde uitgeven en wat op dien uitge geven grond de erfhuurder wilde bouwen, daarover had de Magistraat absoluut niets te zeggen. Men kan zeggen, dat op dit gebied de grootste anarchie heerschte. De gra felijkheid inde de erfhuur; hoe meer perceelen er werden uitgegeven, des te grooter werden de grafelijkheids- inkomsten. Voor de rest bemoeide zich niemand er mede, wat er op den grond werd opgericht en hoe het aanzien der straten door deze bandelooze bebouwing werd. Dat dit tot ongewenschte toestanden moest leiden laat zich gemakkelijk denken. Tot het de Magistraat te bar werd en zij zich in Juli 1563 tot den landsheer wendde met het verzoek of deze zich bij de uitgifte van grond in erfhuur voortaan eerst om advies tot haar wilde wenden, alvorens stukken van de openbare straat in erfhuur uit te geven, i De Magistraat betoogt dan „hoe dat dagelicxs hoe langer hoe meer die inwoenderen van Uwer Majesteits vlecke, soewel die burgers, eedelen als suppoosten poe- chen ende laboreeren om te incorporeren seecker ledich plaetse leggende binnen den vlecke van den Hage als in straeten, toestraeten, an den marcten, Spoystraeten, Hooge Nyeuwe Straet ende Pooten ende elders ende tselve leedich erf ofte straet besetten met glintinghen, thuynen, vuytsteeckende oevens, daer oeck upsettende

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 185