LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 187 l) Gemeente-archief O.a. 1361 II fol. 43 vs. en vlg. Het was inderdaad ook wel lastig voor de bewoners van straten, waar geen crebben waren en „geen geor donneerde vuylnisplaetsen” om hun huisvuil kwijt te raken. Dat bewijzen dan ook wel de telkens herhaalde keuren van de Magistraat op het niet verontreinigen van de straten. Maar aangezien de inwoners zelf maar moes ten zorgen voor het wegvoeren van het vuil, ligt het voor de hand, dat de keuren slecht werden opgevolgd. Dat be wijst dan ook een keur van 8 April 1554 1waarin de Magistraat beveelt, „dat een jegelycken, mishoepen oft vuylnishoepen hebbende leggen int Voirhoudt, opte Spoye ende andere plaetssen ofte straeten, gelegen dair geen geordonneerde vuylnisplaetssen en zijn, dat zij de selfde sullen wech voyren ende de plaetsse daer off yde- len tusschen dit ende den derden dach Mey naestcomen- de, oft bij gebreecke van dien dat den schoudt van sKei- sers wegen deselfde vuylnisse sal doen wech voyren tot coste van den onwilligen ende sijn penningen innen twee scat aen gelde ende vier schat aen pande In de wijk, waar de meeste edelen en suppoosten woonden, n.l. het Voorhout, trof men dus dezelfde toe standen aan als in de straten van het dorp. Nu waren er natuurlijk nog genoeg inwoners, voor wie het storten van hun vuilnis in een „crebbe” te bezwaarlijk was, om welken reden dan ook. Daarom was het aan alle inwoners toegestaan hun huisvuil op hun eigen erf te storten en daar een mestvaalt te maken, maar dan onder strenge voorwaarden met het oog op brandge vaar, terwijl ze dan op een Zaterdagavond dit vuil op straat konden deponeeren om het weg te laten brengen. Zoo wordt dan in de keur van 1537 tevens bepaald, „dat nyemant wye hij zij inwoonders van den Hage hem

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 195