LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 189 Goten en riolen. In de keur op het schoonhouden van de straten van 1537 en ook in andere bepalingen hebben we reeds tel kens gelezen van goten. Bestond er dan een rioleering? Inderdaad, uit allerlei acten uit de eerste helft der 16e eeuw blijkt, dat er toen reeds een soort rioleering in Den Haag bestond. Er liepen langs de straten goten. En deze goten mondden weer uit in elkaar en in crebben en in allerlei grachtjes, die ook wel stinksloten werden genoemd of in de Beek etc. Deze goten waren natuurlijk boven- grondsch. Maar er is zelfs ook sprake van een onder- grondsche rioleering, die reeds in 1527 bestond. De Magistraat had een crebbe of stinkput in de Toren straat tegen den muur van den boomgaard van het Sint Agnietenconvent. Deze boomgaard was het terrein, waar op vóór 1509 de Sint Sebastiaanschutters hun Doelen hadden. Nu verzamelde zich in dezen put behalve allerlei vuil ook het regenwater, dat door de goten daarheen werd aangevoerd. Om te voorkomen, dat het Convent allerlei last krijgt van het vuil en het water, dat zich in dezen put verzamelt, wordt er een ondergrondsche goot van dezen put gemaakt over het terrein van het Convent en over de Geest, uitmondende in de Pastoorsgracht, ter wijl tusschen put en goot een ijzeren tralie wordt ge maakt, om te voorkomen, dat de goot verstopt geraakt. Op 4 December 1527 wordt door de Magistraat met het Convent over een en ander een accoord gesloten 1 ,,ter cause van een vullys ofte brandput streckende an de muyr van den convente ende vuytgaande in de Thoern- strate”. De overeenkomst bevat „dat die van den Hage sullen den voorscr. put schoonhouden; bovendien sullen zij stellen een ijseren traille an de westzijde van B Gemeente-archief. Papieren Register fol. 13 vs. en fol. 43 en vlg.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 197