LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
191
een servituut „van 10 hollants siaers, die den Hage
moet vuytreycken van de goet loopende ter zijden van
een huys staende op te Geest, respondeerende in de
Pastoorsgraft”.
Werd het vuile water van Torenstraat en Geest dus
afgevoerd naar de Pastoorsgracht, de Vleersteeg met
omgeving loosde het regenwater in een sloot in het wes
ten gelegen, In een acte van 10 December 1552 i) ver
klaart Aernt Touwersz. wonende in het huis genaamd de
Vleerboom, staande in de Vleerstraat „als eygenaer van
twee nyeuwe huyskens ende erven staende an de noort-
zijde van deselve huysinge genaempt die Vlierboom, dat
die poort, dewelcke als nu betymmert ende begrepen es
bij Huych Jansz. zijnen voorsaat, van wyen hij deselve
huyssen mit tkenneplandt dair achter aenleggende, ge-
coft heeft, toebehoort den Hage ende dat overmits die
goet, die dair doerloopt ende watert van de heerstraat af
westwaerts op tot in de stinckput ofte sloot leggende tus-
schen tselve kenneplandt ende den thuyn ende boom-
gaert van Willem Pieterss. van der Cryep, eertijds gecoe-
men van wijlen meester Huych van Assendelft, canoniek
opt Hof alhier ende dat hem tcorpus van den Hage ter
n.l. beweerd, dat op het terrein waarop de schutters van Sint Sebas-
tiaan hun oefeningen verrichten, later de aschstaal van Den Haag
zich heeft bevonden. De heer ter Meer Derval teekent onder no. 90
van de bijbehoorende kaart de aschstaal. In de eerste plaats hebben
we gezien, dat dit terrein later de boomgaard is geworden van het
Sint Agnieten convent. In de tweede plaats lag de put in de Toren
straat. En in de derde plaats is zulk een put of crebbe heel wat
anders dan wij onder een aschstaal verstaan. Crebben of stinkputten
waren er in geheel Den Haag en deze bevonden zich nimmer op
particulier terrein, maar op grond toebehoorende aan de Magistraat.
Een aschstaal in de beteekenis, die wij er aan hechten, heeft zich
nimmer binnen de bebouwde kom bevonden. Het vuil behoorde altijd
buiten Den Haag gebracht te worden.
Idem. Papieren Register fol. 32 vs.