LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
199
ende althoos en
rennen oft stijff draeven opte boeten van
ponden.” 1
e. Straatverlichting.
Van straatverlichting was
dienaers van de wagenaers up heur wagen leech oft ge
laden sullen moegen sitten oft staen rijdende deur den
Haeghe binnen de vyer lymyten van de Haeghe ten
waere dat zij upte waegenen hadden menschenvracht
sullen zij in dien gevalle nyet moegen
drie sheeren
oorspronkelijk geen sprake.
Het moet werkelijk in den goeden ouden tijd levensge
vaarlijk zijn geweest gezien den toestand van de on
verlichte straten zich 's avonds buitenshuis te wagen.
Voor straatverlichting zorgde dan de wandelaar zelf,
door een lantaarn mede te nemen. Dan kon hij ten minste
zien waar hij liep. Maar hij kon tevens goed gezien wor
den door allerlei ongure elementen, die uit den aard der
zaak in voldoende aantal tegenwoordidg zullen zijn ge
weest.
Omstreeks 1560 stelt de Magistraat het verplichtend,
dat ieder inwoner 's avonds na 9 uur met een lantaarn
over straat loopt, op straffe van opgebracht te worden
naar het stadhuis, 't Was in dezen tijd, dat de nachtwaak
georganiseerd werd en deze nachtwakers moesten ieder
een opbrengen, die zonder licht zich s avonds of s nachts
op straat bevond. De Magistraat gebiedt en interdi-
ceert2) „allen ende eenen yegelicken van de inwoonde-
ren ende buytengasten alhier in den Haeghe logeerende
des avonts nae de clocke neghen uren sonder openbaer
licht bij hemluyden hebbende langes straet nyet te gaene
op een boete van drie ponden te verbeuren ende geappre-
hendeert gebracht te worden opt stadthuys”.
Gemeente-archief Oa. 1359 fol. 73.
a) Idem O.a. 1359 fol. 37 vs.