LEVEN IN DEN HAAG T7H EINDE DER 16de EEUW 205 1) Gemeente-archief O.a. 1359 fol. 59 en O.a. 1361 I fol. 18. Dit is een bijzonder leerzaam artikel. Het vertelt ons, dat er een register is geweest (helaas verloren), waarin alle huizen van Den Haag waren opgeteekend en dat Den Haag in een aantal brandmeesterschappen was ver deeld, dat elk brandmeesterschap zijn eigen letter had en dat op eiken emmer de letter van het brandmeesterschap, waarin hij thuishoorde, moest zijn aangebracht, benevens het wapen of het merkteeken van den eigenaar, zooals dit in het genoemde register ook was aangeteekend. Al is het jammer, dat dit register verloren is gegaan, een latere keur, nl. van 24 Mei 1569 vergoedt dit eenigszins, doordat we er uit leeren, dat Den Haag ver deeld was in 14 brantmeesterschappen, die zeer precies beschreven worden en dat er in elk brandmeesterschap twee brandmeesters waren. Ieder is verder volgens het reglement verplicht zijn brandemmers te hangen „voor int eerste ofte gereetste bon van syne huysse”, m.a.w. zóó dat ze voor het grijpen zijn en „sal nyemandt de voors. emmeren besyghen in zijn zelfe saicken dan alleenlicken in last ofte noot van den brandt te vuyten”. Voor een goed onderhoud van de brandemmers zal de Magistraat één of meer emmermakers aanstellen, die op kosten van de burgers de emmers zullen maken en repa- reeren en die te allen tijde „mit twee buyerluyden, die daer toe bij den gerechcte sullen werden geordonneert, die brantemmeren mogen visiteeren”. Elk jaar moet de emmermaker veertien nieuwe brand emmers maken, „die gehangen sullen wordden opt raid- huys”. In elk brandmeesterschap zal het gerecht op kosten van de buren laten maken „twee groote brantladderen boven met groote branthaicken ende twee strenghen met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 213