LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
207
Het gerecht van den Haag zal in elk brandmeester-
schap op kosten van de buren laten maken „twee vuyr-
pannen omme die bewaert te wordden bij de voors. brant-
meesters elck int zijn”.
Al deze maatregelen zouden niet volledig zijn, als er
geen voorzorgen genomen werden voor het geval de
brand 's nachts uitbrak. Er was immers geen straatver
lichting! In elk brandmeesterschap zouden er daarom
tweehonderd „turcken” (toortsen) aanwezig moeten zijn
„indien eenyghe brandt geviele in den nacht, daer mede
die gemeente te lichten omme den brandt te vuyten”.
Bepalingen betreffende hooibergen.
Op 2 Mei 1568 t) wordt nog eens uitdrukkelijk ge
keurd „dat ieder moet hebben een tobbe met twee oiren
met water ten minste groot vier ofte vijff emmeren ende
oeck mede zijne brantemmeren, oostvat ende dweyl daer
bij ende bij dage zijn brantleeren voor de deure ende
tsavonts in huysse te setten”.
Een groot brandgevaar leverden de talrijke „barghen”
of hooibergen of hooischuren op, die zich op de erven
van vele woningen bevonden. Vooral in het eigenlijke
dorp vormden deze „barghen” een voortdurend dreigend
gevaar. Op 11 Juni 1533 2) wordt dan ook gekeurd „dat
nyemandt wye hij zij eenyge bargen houden off setten en
sal binnen die bepalinge hier nae volgende te weten in-
gaende van Sint Anthonisbrugge int Suyteynde inwaerts
den Haege, binnen den houtten brugge van den Spoey,
oick inwaerts gaende van tcloester in Bethleem, oick in
waerts van den Gulden Wagen uit Noerteynde, ook in
waerts gaende ende van Mees Goessens inde Nyeuwe-
straet staende int Voirhoudt oick inwerts gaende ende
1) Gemeente-archief O.a 1361 I fol. 9 vs.
2) Idem O.a. 1358 fol. 77.