BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
208
zoo
de
l Swie-
van de
zoe wye binnen dese bepalinge eenyge bargen setten wil,
die zal deselve bargen moghen zetten up sijn erve be-
houdelicker dat men die barghen setten zal alzoe ruym als
eenyge huysse datter blijven sal twee geheele roeden erf,
omgaende om elcken batch sonder huyssen off yet naeder
bijstaende ende dat opte boeten van 3
Zorg van de Sociëteit.
Toen in het eind der 16e eeuw de Sociëteit werd opge
richt, bestaande uit vertegenwoordigers van de Magis
traat, het Hof van Holland, de Rekenkamer en den Hoo-
gen Raad, om eenheid van administratie en burgerlijk be
stuur te krijgen in die zaken, die zoowel het dorp als het
ambacht van Der Haghe als de grafelijkheidsgrond be
troffen, werd aan haar toevertrouwd de zorg o.a. voor de
verlichting, zooals we reeds zagen en ook de zorg voor
de maatregelen tegen brand. Hoewel de brandweer na
1586 -het jaar van de oprichting der Sociëteit dus
ressorteerde onder de Sociëteit is er in de middelen tot
afweer van brand en in de te nemen maatregelen
goed als geen verandering gekomen. De keuren van
Magistraat bleven van kracht.
Toen echter in 1673 Jan van der Heyden zijn slang-
brandspuit had uitgevonden, wilden de Heeren van de
Sociëteit niet lang achterblijven met het invoeren van
deze nieuwe vinding in Den Haag. Op 27 Februari 1687
stelt de heer Roosenboom voor om voor Den Haag ook
slangbrandspuiten aan te schaffen en wel vier. Zijn
medeleden moeten het nog in bedenking houden. Op 10
Januari 1688 komt hij voor de tweede maal met zijn voor
stel. Nadat er vele „discoursen sijn gevallen” besluit men
om niet vier maar acht brandspuiten aan te schaffen.
Op 16 Januari 1688 verschijnen Johan van
ten en Johan van der Heyden resp. opzienders 1