LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
211
Het verkeer te water.
Van de Zijde, wil zeggen van de dorpen langs de kust.
Niet minder belangrijk als het wagenverkeer was voor
de tweede helft der 16e eeuw het verkeer te water ge
worden en daarna in het begin der 17e eeuw, ook al moet
men het in de 14e en 15e eeuw niet onderschatten. Niet
zoo zeer het passagiersverkeer— dat meest per wagen
plaats had dan wel het vrachtverkeer. De haven van
Den Haag was het Spui.
Het Hofspui de naam zegt het reeds zal oor
spronkelijk gegraven zijn om het water van de hofgracht
en den vijver te kunnen spuien, vooral ook, omdat de
Groot is ook het doorgaande handelsverkeer per as,
van Noord naar Zuid, geweest.
In de reeds besproken acte van 20 Januari 1561 om
trent het bestraten van het Noordeinde lezen we „hoe
dat binnen de voers. Hage gelegen es een eynde straets
genaempt het Noorteynde, wesende den principalen in-
commen, vuytvaeren ende passaize van allen heeren coop-
luyden, visschers ende anderen mit peerden, wagenen
ende karren commende van oosten onder die Noortzee
van Amsterdamme, Hooren, Eynchuysen, ofte van den
zijde1) lancx de custe van de Noortsee vaerende ofte
oick duer den Hage passerende met alderhande victuailge
van zeevisch, zoe versch, gesouten als gedroicht, harinck,
buxhoorn, conijnen, regers, pittoirs, legelaers, scholvers,
houtsnippen, pluymers, ganssen, eentvogelen, talingen
ende diergelijcke, die al ter vente duer den Haege ende
deselve straete moeten passeren omme gevoert te woir-
den naer onsen landen van Brabant, Luyck, Maestricht,
Coelen ende elders”.