LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
213
dan, dat de huysluyden verplicht waren „binnen onser
herbergen te voeren, koern, wijn, bier, sout, was, vlecken,
smout, hoy, turf, ende andere proviancien, hoe dat sij
genoemt moghen wesen, die onset herberghen voorset,
toebehoeren binnen den ambocht van der Haghe, of dat
binnen den voirscr. ambocht mit scepen an tlant comen
sal.” 1
De Kraan.
Het is dan ook met het oog op het lossen der vracht
schepen, dat de graaf in 1407 aan die van Den Haag het
recht geeft een kraan op te richten 2). Deze kraan heeft
gestaan op het Spui aan de oostzijde, tusschen de Kapels-
brug en de Lepelbrug, gelijk ook de kaart van 1570 ons
doet zien. Deze kraan stond onder beheer van kraan-
meesters; de werklieden, die belast waren met het be
dienen van de kraan heetten de kraankinderen.
Voor het gebruik van de kraan werd van de handela
ren kraangeld geheven. Vooral werd de kraan gebruikt
bij het lossen van vaten wijn. Voor het lossen van den
schutwijn ten bate van de Sint Jorisschutters behoefde
echter geen kraangeld betaald te worden. Overigens
kwam het kraangeld, geheven van den wijn, ten bate van
de Parochiekerk.
Het schijnt, dat de wijnhandelaren in Den Haag nog al
probeerden den ingevoerden wijn te laten lossen zonder
gebruikmaking van de kraan. Daarom wordt op 11 De
cember 1573 nog eens uitdrukkelijk geordonneerd 3):
„dat nyemant hem en vervordere eenige wijnen op te
voyren voor den voors. buyeren, voor hen selven ofte
soetelende, mer daermede laten bewarden den craen-
U Octroy van 10 September 1400.
2) Octroy van 6 November 1407.
8) Gemeente-archief O.a. 1361 I fol. 99 vs.