VAN DE 15de TOT DE 18de EEUW
15
Dit blijkt wel uit het groote aantal „niet-ingeboren” bur
gers, dat hier de meesterproef deed; ik heb dit voor het
St. Jozefs- en St. Lucasgilde nagegaan; dit is mogelijk
doordat de vreemde knechts bij het meesterworden een
hooger inkomstbedrag moesten betalen (n.l. 12 gld. tegen
„ingeboren” burgers 6 gld.), en deze bedragen evenals
die van de „ingeboren” burgers in de boekhouding ver
antwoord moesten worden.
In 1626 kwamen in het St. Jozefsgilde 8 ingeboren
burgers en 4 niet-ingeborenen, in 1627 bedroeg beider
aantal 6. Van 1642 tot 1647 kwamen er in totaal 35 per
sonen in het gilde, waarvan er 18 niet-ingeboren burgers
waren; in sommige jaren was dit wel minder, b.v.
165960 kwamen er in 't gilde 14 ingeboren burgers en
slechts 2 niet-ingeborenen, doch in 1675-76 waren er van
beide categorieën weer acht. Hieronder zullen misschien
eenige lieden zijn, die reeds zeer jong met hun ouders
naar de stad zijn gegaan; uit het inkomstgeld van de leer
lingen is dit niet op te maken, daar hier slechts de eisch
van burgerschap gold. Niet-burgers kwamen hier weinig
leeren; in de periode 1660—68 slechts 4 van de 59 leer
lingen.
Ook bij het St. Lucasgilde is het aantal vreemde knechts,
dat hier meester werd, weer uit het inkomstgeld te bere
kenen; men stuit hier echter op een groote moeilijkheid:
de leden van dit gilde waren blijkbaar altijd slecht bij kas,
zoodat het de gewoonte was, op afbetaling te promovee-
ren, hetgeen in 1665 blijkbaar zoo’n euvel geworden was,
dat bepaald werd, „dat van nu voortaen niemant en sal
voor vrije meester worden verclaert vooraleer sy haer
gildegeld volcomen hebben betaelt”.
Door deze termijnbetaling werd de hoofdsom dikwijls
niet vermeld, zoodat ik deze gevallen achterwege moet
laten. Hier volgen de cijfers van twee perioden (verza-