LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
233
hun werf afloopen, alleen
de schippers
hun boomen
hebben ,,ten
van het Spui, daar waar het Zieken be
gint, staat een paal, waaraan de lijn van de paarden
moet worden vastgemaakt. Bij dezen paal staat ook het
huisje van den tolgaarder. Hier ligt tevens de boom
in het water, die het water dan pas voor doorvaart
vrij maakt, als de tol betaald is. In allerlei keuren wordt
den schippers streng verboden het tolgaardershuisje niet
te „mishandelen”. Ten strengste is het den schippers
verboden, op eenige wijze het Spui of de grachten te
verontreinigen. Eveneens „en sullen geen balcken ofte
ander hout tusschen de leste houten brugge (bij de
Ammunitiehaven) ende Cappelsbrugge int Spoye mogen
driftich leggen, nochte oock in den binnengrachten ende
wateringen”. Scheepmakers mogen hun nieuwe of ge
repareerde schuiten, die van
leggen buiten den boom.
plicht te zorgen, dat binnenkomende of uitvarende sche
pen voldoende vaarruimte hebben en indien deze moe
ten aanleggen, met hun schepen op te schikken. De
Spuimeesters moeten aan de schippers de ligplaats aan
wijzen en kunnen schippers gelasten hun schuiten te
doen verleggen om binnenkomenden schippers gelegen
heid te geven om te meren „ende wie de Spoymeesters
daerinne nyet en obedieerden ende wederspannich
maecten, sullen die selffve Spoymeesters vermogen met
een dienaer van den bailliu ofte andere desselfs onwil-
lich schip ofte schuyt affmeren ende verleggen metter-
daet ende sal daerenboven den onwilligen verbeuren
telcken reyse een boete van zes ponden”.
Door het Spui en de grachten mogen
hun schuiten alleen maar boomen. En
mogen aan het einde geen ijzeren haak
eynde sijluyden nyemant daermede quetsen ofte be
schadigen”.
Aan het einde