BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
234
we dus, hoe Den Haag op het eind der zes
eeuw een steeds toenemend scheepvaartverkeer
en hoe het havenbedrijf steeds beter georgani-
Den bewoners van het Spui wordt het eveneens nog
eens streng verboden „des Saterdaechs ofte andere
dagen als zij hun straten ofte platinge reynigen eenich
slick, vuylnisse ofte onreynicheyt in de Spoye te vegen”.
Streng worden voorts schippers gestraft, die hun
schuiten zouden laten drijven „in de nyeuwe vaert naar
het bosch ende tusschen den boom ende de leprosen”.
Op de kade van het Zieken stond een paal, waaraan
een ijzeren band bevestigd was, ten teeken „dat dengee-
nen, die met eenige schepen met hun zeylen van buyten
na den Haghe zijn commende” hier hun zeilen moesten
strijken.
Onnoodig is het bijna om te vermelden, dat de Magis
traat in deze ordonnantie den schippers ten strengste ver
biedt „de Spoymeesters qualicken ofte irreverentelicken
aen te spreecken ofte te injureren, tsij met woorden ofte
wercken”.
Zoo zien
tiende
bezat
seerd werd.
XII. MAATREGELEN VOOR DE VEILIGHEID
DES NACHTS.
Van de maatregelen voor de veiligheid 's nachts heb
ben we er al besproken, nl. bij de straatverlichting en bij
de maatregelen tegen brand.
Klapwakers.
De zorg voor de veiligheid 's nachts was opgedragen
aan de klapwakers, waarvan er oorspronkelijk vier wer
den aangesteld. Deze klapwakers moesten van tien uur
's avonds tot en met ’s morgens vier uur elk uur rond-