LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
237
te speuren of er ergens
2) Gemeente-archief O.a. 1361 I fol. 14 vs.
er ’s nachts ook nog
de Groote Kerk voor
Hun wordt verder gelast „wel scherpelicken overal toe
te siene ende indien zij erghens zien ofte vernemen con-
nen, dat yemandt vuyt soude wesen om te roven, te
branden ofte yet anders quaets te doene, tselve den bail-
liu off yemant van de magistraet, die hij eerst becommen
zall moegen, aen te geven ofte yemant van den gebuye-
ren op te doppen om daer nae te vernemen ende ist
brandt terstondt Sinte Nicolaesgasthuysclocken te doen
deppen op arbitraele correctie”.
„De voernoempde waickers sullen oeck gehouden we
sen bij tijden van brande die branthaicken ende andere
brantgereetschap ten brande te helpen brengen op cor
rectie als vooren”.
Het is den klapwakers verder streng verboden „heur
clapwaicke noch clappe nyemant over te geven noch
eenige gelaegen daerop te moeghen setten".
Zij hadden verder naast hun waak 's nachts, ook nog
allerlei andere werkjes, „sullen mede gehouden wesen in
alle processien van den prochyekercken bij gebeurten die
vanen voor die processie te draegen op privatie van hun
dienste ende incommen van heur verdiende ende onbe-
taelde loon.”
„voorts sullen sijluyden alle hoichtijden gehouden we
sen ter zijden ende voor stadthuys straten te helpen
schoon maicken, mits dat men hemluyden daer toe leve
ren zall schoppen ende besemen.”
T orenivachters.
Behalve de klapwakers waakten
twee wachters op den toren van
de veiligheid der inwoners.1
Hun voornaamste taak was