LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
245
zijn, doende ende exerceerende waerlicke wercken off
comanscepen, een jegelick aldair wonende ende die daer
wonen zullen ende resideren in de voirscr. plaetse van
den Hage ende voirtain wesen zullen van nu voirtaen
contribuabel metten voirscr. van den Hage in alle sub
vention geset ende te setten in onsen voorscr. lande van
Hollant, vuytgenomen onse dieners ende officiers van
onser ordinancien ende getelde, onse stadthouder, raeden,
secretarissen, advocaat, procureur, contrerolleur ende
andere officieren ordinaris van onser Camere van den
Raede in Holland, residerende in de voorscr. plaetse van
den Haege, ende dair toe onse rentmeester van Noert-
hollandt ende onse bailliu ende schoudt van de voirscr.
plecke van den Hage ende oyck die Jacopijnen ende
andere geestelicke personen nyet doende of exercerende
ambachten, comanscepen ofte andere wercken van waer-
lycken luden, alle dewelcke van de condicien voorscr. wij
willen te wesen vrij ende exempt van den voorscr. sub-
ventien ende nyemant anders.”
Maar dat niet alleen. Al deze personen werden bij
octroy van 4 Februari 1483 ook vrijgesteld van het op
brengen van den accijns op bier en wijn.
Zooals in mijn studie over Die Haghe als ambacht,
parochie en waterschap uiteen is gezet1is oorspronke
lijk deze accijns de eenige inkomst geweest van de treso-
rie van Den Haag. In 1494 bedroeg deze ontvangst niet
meer dan 18 of 19 Rhijns gulden per jaar. Men kan dus
nagaan, hoe feitelijk de tresorie arm is gehouden en ge
bleven toen in 1483 de graaf zoo'n belangrijk deel van
de bevolking vrij stelde van de opbrengst van den accijns,
al gaf hij de Magistraat toen wel het recht van de eigen
buyrluyden accijns te heffen „behoudelycken, dat die
1) Jaarboek 1924, blz. 145 en vlg.