LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 247 „ende alsoet zeer moeyelick valt voer den burgermees teren ende regeerders van den Hage ende principalicken voer U mijnen Heeren den President ende andere Heeren van den Raede deselfe mijnen Heeren metten saecken van den Hage alle dage te quellen ende opdat oeck de saecken van den Hage de politie angaende ge- diligenteert ende naerstelicken gevordert souden mogen worden, versoucken die van den Hage tot soulagement van mijnen Heeren opdat sij altesamen met des Haechs saecken nyet geoccupeert ende gemoeyt en sullen wor den, dat mijn voors. Heeren gelyeven te deputeren een vuyten Raide, daer mede de voors. burgemeesteren sullen moegen handelen ende tracteren de saecken die enichsins den edelen ofte suppoosten souden moegen concerneren, opdat sij metten selfden gedeputeerde souden mogen be- soigneren ende dat heurluyder gebesoigneerde effect soude sorteren, ten waere de saecken van sulcker impor- tantien waeren dat deselfde requireeren rapport aen mijn voors. Heeren gedaen te worden”. De Magistraat gevoelt dus reeds in 1560 dat er ter wille van het belang van Den Haag een nauwere en voortdurende samenwerking noodzakelijk is met de hoo- gere regeeringscollege’s, onder wier juridische en admini stratieve bevoegdheden de suppoosten en edelen vallen. Deze samenwerking is toen ook tot stand gekomen, door dat benoemd werden „commissarissen in der saecke van de politie”, met wie de Magistraat samenwerkte. Vooral toen de oorlog tegen Spanje was uitgebroken en er telkens allerlei geldelijke omslagen van de bewoners moesten geheven worden, was de toestand wel onhoud baar, omdat de Magistraat het recht miste deze om slagen aan een deel der bewoners op te leggen en er verder -1) Men zie over deze commissarissen ook het artikel over de regeling van het scheepvaartverkeer in het Spui vóór 1592.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 255