LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
251
1) Papieren Register fol. 110 en vlg.
2) Idem fol. 111 vs.
lingen van de bankhouders. Maar in 1584 werd deze van
zijn ambt ontslagen, zoodat de steden nu geheel vrij
waren in het exploiteeren van de bank.
De Bank van Leening na 1584.
In aansluiting hieraan vinden we dan ook dat in 1584
de Haagsche Magistraat zelf de Bank van Leening gaat
verpachten en wel op 24 Maart aan de gebroeders
Jaques en Mathijs de Vilers 1 Wat de graaf beloofde
aan de vroegere tafelhouders, dat beloofde de Magistraat
aan de gebroeders de Vilers.
De voorwaarden, waarop goederen in pand mogen
worden genomen, worden vastgesteld; evenzoo die,
waarop goederen verkocht zullen worden.
Daartegenover staat, dat de gebroeders de Vilers jaar
lijks in handen van den tresorier zullen moeten betalen
de somma van honderd gulden.
Voor den tijd van veertien jaren wordt de Bank ver
pacht. Dat de conditiën, waarop de verpachting plaats
vond, niet al te bezwarend waren voor de bankhouders,
blijkt wel uit de bedragen, die in latere jaren door hen
moeten worden betaald. Maar het blijkt ook wel uit een
acte, die denzelfden dag, 24 Maart 1584, wordt gepas
seerd 2), waarbij de gebroeders de Vilers beloven, boven
het genoemde bedrag van honderd gulden 's jaars ook
nog ’s jaarlijks te zullen uitbetalen aan burgemeesters
een bedrag van veertig gulden, waarvan zij er twintig
bestemmen ten behoeve van het weeshuis ,,ende d'ander
helft daert die voornoemde burgemeesters believen ende
goetduncken sal”.
Gedurende ongeveer honderd jaar heeft de Magistraat