BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 252 Leening ging Andries voor en de vijf andere steden op 3 December 1672 van de Bank van Leening ter hand er van hebben in de 17e en 18e eeuw in stijgende mate in de kas der ge- Stadsbank van Leening na 1672. Geen wonder, dat de Magistraat zich ging bezinnen en in navolging van zelf de exploitatie nam. En de baten steeds rijkelijk en meente gevloeid. Bedroegen over 1692 de inkomsten van de Stadsbank van Leening ruim veertien duizend gulden x), over 1733 was het bedrag ruim zestien duizend gulden2), over 1770 ruim vier en veertig duizend gulden3), over 1791 bijna zeven en veertig duizend gulden4). Uit deze bedragen valt wel af te leiden, hoeveel de vroegere bank houders en pachters aan de Bank van Leening verdiend moeten hebben. Toen de Magistraat zelf de Bank van x) Gemeente-archief O.a. 484. 2) Idem O.a. 525. 3) Idem O.a. 561. 4) Idem O.a. 580. van Den Haag de Bank van Leening verpacht voor steeds hoogere bedragen. Zoo werd in 1634 de Bank verpacht aan Mahu, Carel van der Heyde en Jeacques de Lora den tijd van vijftien jaren voor de som nu van acht twintig duizend gulden in eens, terwijl jaarlijks aan tresorie moest worden uitgekeerd een bedrag van honderd gulden, aan het weeshuis een van twee honderd gulden. De zaken gingen dus uitstekend. Voor hetzelfde bedrag, in eens te storten, werd in 1649 de bank verpacht, terwijl nu jaarlijks acht honderd gulden aan de tresorie moest worden uitgekeerd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 260