BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH. 258 vlg. 1) Zie mijn studie in het Jaarboek 1924 blz. 149 en 2) Idem blz. 221 en vlg. aan de westzijde werd het begrensd door de Beek, die speciaal voor de watervoorziening van het grafelijk kasteel hierheen was afgeleid. Aan de oostzijde van dien oudsten weg lag het grafelijke bosch. Het grafelijkheidsgebied zal oorspronkelijk wel zijn ge weest het gebied, dat de graaf voor zich zelf en zijn hof houding reserveerde.1En tegen dit grafelijkheidsgebied aan zal zich de bewoning van de buren gevestigd hebben. Immers de huizen aan de Hoogstraat en het Achterom staan meest over de Beek heen gebouwd. Een bewijs daarvoor, dat de bewoning van de buren van jongeren datum moet wezen dan de aanleg van de Beek. Of hier mede nu te bewijzen valt, dat überhaupt de bewoning in deze streek van jongeren datum moet wezen dan de stichting van het grafelijk hof, is iets, waarover ik niet zou willen beslissen. Maar het komt mij voor, gezien den aanleg van het grafelijkheidsgebied en hoe de bewoning van de buren zich tegen het grafelijkheidsgebied aanvleit, dat het zeer onwaarschijnlijk is, dat de graaf zijn kasteel zal gesticht hebben bij een reeds bestaand dorp. Veeleer zal het tegendeel waar zijn. Trouwens, de argumenten hiervoor aangevoerd in mijn studie over het ontstaan van het dorp van der Haghe 2), lijken mij nog altijd van kracht.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 266