HET LEERLINGWEZEN IN DEN HAAG 20 veel voorkomend euvel te zijn, want deze gildebrief heeft het er niet minder dan drie maal over; er valt echter licht op dit verschijnsel, als we omtrent de behandeling van de leerjongens in denzelfden brief lezen: „ende sal geen meester mengen een leerjongen aen te nemen minder als 5 jaeren ende dat met besorgde cost, sonder dat hij sal mogen gaen bedelen”. Ook de apothekers, bij wie de leerlingen in huis woon den, hadden strenge bepalingen; indien de leerling weg liep zouden „deselvige ofte sijn ouders ofte degeen die hem sou hebben besteet, gehouden sijn promptelijck op te leggen ende te betaelen het geheel ofte restant van soo- daniche somme van penningen als met de voorss. leer- knaep voor de 3 jaeren sijn belooft”. Ook uit de leercontracten notarieele acten, opge maakt tusschen den leerling (of diens ouders of voogden) en leermeester, waarin de verplichtingen van zoowel mees ter als leerling vastgelegd werden blijkt die sterke ge bondenheid. Een wel sterk voorbeeld is dat van een harnasmakers- leerling (1625). Deze moest zijn meester „trouwelijck dienen, sonder hem door eenige quade luyden te doen ver- leyden, nochte uyt sijne eygen wille te gaen wercken bij eenige andere meesters, tsij in Den Hage ofte in alle dese geünieerde provintiën ofte sal hij, B. Sommer de meester) vermogen metten officier ofte sijne dienaers ter plaetse daer hij gevonden sal worden te mogen doen apprehen- deeren ende met hem te handelen naer usantie van de costuymen daerover geordonneert. 1 Wat was nu het doel van deze gebondenheid? In de eerste plaats speelt ongetwijfeld het belang van den leerling, dat bij het veelvuldig wisselen van meester 1) Uit de notarieele protocollen verzameld door Brugmans in „Die Haghe” 1909, blz. 27.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 28