HET LEERLINGWEZEN IN DEN HAAG
24
wilden opleiden? Waarschijnlijk speelt hier de reputatie
van den leermeester een rol, een vermaard meester kon
hoogere eischen stellen dan zijn mindere broeders; bij de
goud- en zilversmeden, waar we groote verschillen zien,
werd dan ook wel echt leergeld, dus zonder dat de leer
ling hiervoor in den kost was, bedongen.
Het is leerzaam den leertijd, zooals die uit de contrac
ten blijkt, eens te vergelijken met den officielen leertijd uit
de gildebrieven; bij de:
zwaardvegers leeren twee van de vier uit de contracten
bekende leerlingen een half jaar te lang, en bij den derde
werd overeengekomen, dat hij na afloop van zijn vijf
jarigen leertijd een maand gratis voor den meester zou
werken;
schoenmakers: de twee schoenmakers die bekend zijn,
leeren 8 en 2 jaar te lang en krijgen gedurende deze perio
de alleen den kost; een Spaansche-stoelmaker leert 1 jaar
te lang.
Van de horlogemakers is de officieele leertijd niet be
kend; twee leerlingen hebben echter een leertijd van resp.
acht en drie jaar.
In de overige (20) contracten zijn öf de leertijden juist,
óf de officieele leertijden zijn onbekend, zooals b.v. bij de
goud- en zilversmeden. Van hen heb ik 10 contracten ver
zameld; hiervan hadden bij de goudsmeden één een 21Z> -
jarigen, twee een 4-jarigen, drie een 5-jarigen en twee een
6-jarigen leertijd; terwijl 2 zilversmeden resp. 4 en 6 jaar
leeren. Dus een wel groote verscheidenheid!
In sommige leercontracten zien we dus de neiging den
leertijd ten gunste van den meester te rekken, het geval
van den schoenmaker spreekt wel het sterkst: hij moet
10 jaar leeren terwijl de officieele leertijd 2 jaar bedraagt
en ontvangt gedurende de 8 jaren dat hij te lang leert,
alleen den kost.