HET LEERLINGWEZEN IN DEN HAAG 26 kwam het ook een enkele maal voor, dat hij het te kort deed. In 1662 moest een jongen het vak van boekbinden leeren in 2 jaar, eenige maanden later zelfs verkort tot 1 jaar, terwijl de officieele leertijd 3 jaar bedroeg. Hier nam de leerling evenwel een sterke positie t.o.v. den leer meester in; deze moest n.l. voor een weduwe van een boek handelaar den winkel voortzetten en tegelijkertijd haar zoon het boekbindersvak leeren; indien de leerling na afloop van den gestelden termijn niet tot het doen van zijn proef in staat was, dan kreeg de meester zelfs een boete van 200 Car. gulden! Het zijn evenwel uitzonde ringsgevallen. De uitspraak van S. Muller Fzn. ,,de leerling ontving geen loon” i) is, tenminste voor Den Haag, in zijn alge meenheid onjuist. Weliswaar spreken de gildebrieven er niet over, doch dat doen zij ook niet voor de knechts; duidt evenwel de uitdrukking, dat de meester het den leer ling voorgeschoten leergeld mocht „corten”, zooals dat o.a. bij de linnenwevers voorkwam, al niet op eenig loon? De leercontracten wijzen ook in deze richting. In totaal heb ik 31 leercontracten kunnen verzamelen; 17 hiervan uit het jaarboekje van ,,Die Haghe" 1908, 1909, 1910, waar prof. Brugmans er o.a. verzameld heeft. (Voor bronnenaanduiding zie weer aan het einde van dit artikel Twee van deze contracten dragen een bijzonder karak ter, n.l. de bovengenoemde boekbindersleerling, die in zoo’n bijzondere positie tegenover zijn leermeester stond, en een contract betreffende het leeren van ,,de gantsche wetenschap ende conste van 't suykerbacken”2)de mees ter ging hier bij den leerling inwonen en verkocht hem tevens een vakgeheim. „De Utrechtsche gilden” blz. 128. 2) „Die Haghe” 1908, blz. 51.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 34