VAN DE 15de TOT DE 18de EEUW 31 De leerbrief. Was in de 15de eeuw de leerbrief, het bewijs dat men zijn leerjaren voldaan had, alleen bij de vollers voorge schreven, in de 16de en 17de eeuw vinden we deze ver plichting ook bij de andere ambachten. Als de leerling knecht wilde worden, moest hij een dergelijk bewijs kun nen overleggen. De leerbrief werd door het gildebestuur afgegeven, b.v. bij de zwaardvegers 1624): „ende sullen de gildemeesters hem dan een leerbrief van sijnen meester daer in hij hem voor jongen om sijn ambacht te volleeren aenneempt, be stellen moeten”; de leerling behoefde hiervoor niet te be talen; de horlogemakers (1644) moesten dit wel, maar hoeveel is in den gildebrief niet ingevuld. Eenige gilden hadden weer in ’t geheel geen bepalingen omtrent den leerbrief, ook niet voor vreemde knechts. Het kwam dan wel voor dat een leerling, van wien in een andere stad allicht wèl zoo’n brief geëischt werd, een der gelijke acte bij den notaris liet maken. Een voorbeeld hiervan is die tusschen een goudslagersleerling 1639) en „d’eersame Gratiaen Jansz. Soetens, meester goutslager ende burger alhier in 's-Grav., mij notaris ende voorge- noempde getuygen wel bekent; dewelcke bekende en ver- claerde, soo hij doet bij desen, dat Joh. Steek, goutslagers- knecht gebooren tot Leyden, out omtrent 22 jaeren alhier in ’s-Grav. heeft gewoont, sijnen leerknecht geweest ende het goutslaen geleert, daertoe denselven bij hem compa rant was besteedt ende sijnen leerjaeren volcomentlijcken voldaen, geduyrende welcken tijt van acht jaeren den voorn. Joh. Steek hem oock eerlicken gedragen ende bij hem comparant heeft gecomporteerd, gelijck een goet leer knecht schuldich ende gehouden is te doen. Versouckende mitsdien aen allen ende eenen yegelicken, die desen ge-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 39