VAN DE 15de TOT DE 18de EEUW 33 dat het meesterschap bereikt, dan is dat eerste zeer ge ring. Jammer genoeg is door de reeds genoemde moeilijk heden niet na te gaan, welk percentage der leerlingen knechts werd, m.a.w. hoeveel leerlingen er afvielen of naar elders vertrokken. Van de 37 leerlingen, die zich van 156064 hebben opgegeven, heb ik er slechts vijf later bij de meesters terug gevonden en wel met een tijdsduur gerekend vanaf aan gifte) in 2 gevallen van 17, 1 geval van 18, één van 25 en één van 39 jaar! Als men weet dat de leertijd gewoonlijk op 12 a 14-jarigen leeftijd aangevangen werd, kan men den leeftijd waarop zelfstandigheid bereikt werd, nagaan. Van de knechts vond ik er 20 van de 60 terug, d.i. dus een aanmerkelijk hooger percentage; er moeten dus óf vele leerlingen afvallen, èf naar elders trekken. Van de knechts is niet na te gaan, hoe lang ’t bereiken van het meester schap vanaf het begin van de leerperiode duurde, daar, als zij hier knecht werden, zij reeds elders als zoodanig werk zaam geweest kunnen zijn; ik vermeld daarom alleen die gevallen waarin het op zijn minst 14 jaar duurt, eer een knecht vanaf het begin van zijn Haagsche periode, meester werd, dus op zijn minst 17 jaar (door den voorafgeganen 3-jarigen leertijd) vanaf zijn leertijd: 2 gevallen 14 jaar; 3 van 17 jaar; 1 geval van 24 jaar; 1 van 27 jaar en 1 van 29 jaar (in het laatste geval dus 32 jaar op zijn minst vanaf begin leertijd). Hetzelfde heb ik geprobeerd na te gaan voor het tijd vak na 1660. In 1660 werden 16 leerjongens aangenomen; na 22 jaar vond ik er vier onder de meesters terug; van twee van hen had 't 12 jaar, van één 14 jaar en van één 17 jaar geduurd eer zij meester waren. Deze periode is dus korter dan in de vorige eeuw, doch de gevallen zijn te weinig en hangen misschien van té zeer momenteele om standigheden af, om er uit te kunnen concludeeren, dat 3

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 41