LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
41
geval enorme schade geleden heeft blijkt toch wel uit de
beschrijving, die de Magistraat zelf er van geeft. Tusschen
de jaren 1520 en 1540 beleeft Die Haghe n.l. allerlei ram
pen: de invallen der Gelderschen en wederdoopers t);
geweldige stormen en vloeden, die Scheveningen teisteren
en ten slotte de kerkbrand van 1539. Dat daardoor 's-Gra-
venhage in een benarde finantiëele positie komt is te be
grijpen, als we ook nog denken aan alle ordinaris en extra-
ordinaris beden, die er moeten worden opgebracht, ’t Is
daarom, dat in 1540 de Magistraat tot Karel V een ver
zoek richt om finantiëelen steun en zij zegt daarin van den
brand ,,ende hier en boven zoe is deur Gods gracie ende
verhengenisse bij den blicxem die thoorn van der Haghe
ontsteecken ende verbrandt met die kercke ende veel
schoone huysen, soe dat dairinne verbrandt sijn ture-
werck, clock, voirslach ende andere doeken. 2)
Wij zullen hieronder zien, dat tengevolge van den
brand het college van Getijdemeesters is opgeheven; dat
vele bezittingen van de Zeven Getijden zijn verkocht om
de restauratie en herbouw van de kerk te bekostigen en
dat de godsdienstoefeningen sterk werden ingekrompen.
Eerst in 1568 had men de gevolgen van den brand over
wonnen.
Wederopbouw en de Klokken.
Zoo spoedig mogelijk begon men met den opbouw van
kerk en toren. En dat men einde 1542 al klaar was met
den toren, blijkt wel uit een actie van 29 November 3)
waarin de Magistraat erkent schuldig te zijn aan meester
Heynrick Vabrie van Breda, wonende tot Leuven, „smit
5 Zie J. Smit. Het Geldersche gevaar tijdens de regeering van
Karel V. Jaarboek 1925/27.
2) Gem. Archief. Papieren Register fol. 364 en vlg.
3) Idem fol. 62vs en vlg.