LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW 43 deze drie groote klokken te luiden. Maar zij deden dit vaak zorgeloos en roekeloos, zoodat de Magistraat, al thans wat betreft Salvator" en „Maria", gelast, dat deze klokken alleen „bij de geswooren luyers van der kercke, ende dat om haerluyder behoorlicke ende gewoonlicke loon", geluid mogen worden. De Magistraat bepaalt voorts „in den eersten, soe wye die aldergrootste clock genaempt Salvator, sal willen be- syghen, tsij alleen ofte met alle dandere doeken, sal ge houden wesen te betaelen van elcke poesse pooze lui den) sonder deselfde te mogen verlaeten noch oick langer te luyen dan men gewoonlyck is te doene de somme van twee ponden”. „Soe wye de tweede grootste clocke dairan genaempt Maria begeert te besyghen ende te doen luyen met dandere doeken daeraen volgende sal gehouden wesen te betaelen van elcke poesse XXV stuvers”. „Soe wye die derde clocke daeraen genaempt Sinct Jacob met dandere minder doeken sal begeeren te be syghen, die sal moghen doen luyen mitte gebuyren te be taelen van drie poessen luyens vijf ende twintich scellin- gen”. Lang hebben de nieuwe klokken niet in den toren ge hangen. Want kort na het uitbreken van den tachtigjari- gen oorlog moesten ze naar Delft en Dordrecht getran sporteerd worden om er kanonnen van te laten gieten, volgens acten van 1 Mei, 6 Juli en 29 Juli 1575. 1 Toch schijnt „Salvator” gespaard te zijn gebleven, im mers ten tijde van De Riemer 2) was deze nog aanwezig. Deze klok, die het jaartal 1547 droeg, de grootste van de oude klokken, werd de kleinste van de klokken, die in de 17e eeuw zijn gemaakt: „Salvator”, voorheen de kerkklok, werd in het nieuwe klokkenwerk de werkklok. U Gemeente-archief Papieren register fol. 78 en vlg. 2) De Riemer I blz. 280.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1936 | | pagina 51