BIJDRAGEN O/H GODSD., ZEDELIJK EN MAATSCH.
52
is onjuist. Want zijn meening, dat Cornelis Barthout
Jansz., griffier van de Leenkamer van Holland dit kapel
letje omstreeks het midden der 16e eeuw heeft gesticht, is
niet in overeenstemming met de feiten. Dit blijkt uit een
acte van 23 Maart 1558. 1) Cornelis Barthout Jansz. sluit
dan een overeenkomst met Margrietta Jansdochter,
weduwe van Willem Jansz. Deze Willem Jansz. is gedu
rende eenige jaren aan Cornelis Barthout in gebreke ge
bleven de erfpacht van zijn grond te betalen en nu zou
Cornelis Barthout daarom, volgens contract, het recht van
eigendom kunnen laten gelden op het huisje van Willem
Jansz. Maar hij treft een dading met de weduwe, waarbij
bepaald wordt „dat zij daeromme maicken ofte doen
maecken zal uit Padtmoes voorssr. een Sint Jacobshuysken
in der plaetse van een Sint Jacobshuysken, dat daer te
voren plach te staen ende dat zij tot eeuwygen daghen
tselve Sint Jacobshuysken gehouden zal weesen tonder-
houden in raecke ende daecke ende daerinne gehouden
zal weesen te stellen van Alreheyligen off tot Sint Licht
misse toe incluz een barnende kaersse van een penninck
hollants groot als den avont compt ende die aldaer laeten
staen tot dat die verbrant es ende stellen daer noch in een
beeldeken van Sint Jacob, sulcxs als daer te vooren inne
gestaen heeft gehadt met een glas ende deurken.”
Dit kapelletje blijkt reeds in 1563 in het bezit te zijn van
den genoemden Cornelis Barthout Jansz., want in dit
zelfde jaar sticht hij, met dit kapelletje als middelpunt, een
fundatie van zes „camerkens mit tuynkens an de voors.
camerkens gelegen voornamelijk ten behoeve van ouden
van dagen, bekend als de Sint Jacobshuisjes of de Heilige
Drievuldigheidshuisjes.
Deze stichtingsoorkonde 1afgedrukt in het artikel
Gemeente-archief. Francijne Register fol. 191.
2) idem fol. 203 en vlg.