LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
59
van den vereerden heilige,
behalve uit de bijdragen
hun feestdag op den naamdag
Hun inkomsten hadden ze,
van de leden, voor een groot deel uit de giften van bur
gers, die voor hun zaligheid missen op het altaar van een
bepaalden heilige lieten lezen, zooals, om een uit de vele
acten als voorbeeld te nemen, Heynrick Hacvoort op
3 November 1570 aan de hoofdmannen van het Sint
Annagilde een rente schenkt „tot behouff ende onder-
houdenisse van Sint Annenmisse opt outair van Sinte
Annen.”
De religieuse gilden werden bestuurd door een deken
en in den regel vier hoofdmannen. Vóór het begin der
16e eeuw waren alle gilden, ook de religieuse, autonoom.
Maar kort na het begin der 16e eeuw waren alle gilden
verplicht, jaarlijks hun voordracht voor nieuwe hoofd
lieden in te dienen bij de Magistraat, die de keuze deed.
(Zie hierover verder het hoofdstuk over de ambachtsgil
den.) Slechts het Onze Lieve Vrouwengilde behield het
voorrecht zelf zijn nieuwe hoofdmannen te kiezen, ver
moedelijk omdat het een broederschap van priesters was
en deze buiten de jurisdictie der wereldlijke overheid
stonden.
De leden van religieuse broederschappen wijdden zich
ook aan armenzorg en ziekenverpleging. Tot nu toe was
het bestaan in Den Haag van verschillende van deze
broederschappen, zooals het Zoete Naam Jesusgilde, de
broederschap van Sint Joost, van Sint Ursula en de Hei
lige Ontcommer nog onbekend.
Als religieuse gilden en broederschappen vinden we in
Den Haag genoemd:
a. De Onze Lieve Vrouwe broederschap, waarschijn
lijk de stichter van onze Lieve Vrouwekapel op de Spui-
brug (reeds genomed in de grafelijkheidsrekening van
1373 fol. 111).