LEVEN IN DEN HAAG T/H EINDE DER 16de EEUW
71
Naast de Heilige Geestmeesters wordt in de genoemde
ordonnantie ook gesproken van „huyssitmeesters”. Deze
Heilige Geestmeesters hadden speciaal de zorg voor de
thuiszittende armen, die dus niet konden gaan bedelen,
maar, om welke reden dan ook, aan huis gebonden
waren. Naast de uitdeeling van gaven is het de taak van
de Heilige Geestmeesters „sorge te dragen, dat tgundt
dat sij jairlicx behouven an distribucie ende aelmissen
van koorn, broot, vleysch, barninge ende andere, dat sij
daer of intijts provisie doen ende coopen wat goets om
den armen” (art. 9 van de ordonnantie).
„Ende in koude winteren, dier tijden of andere noot-
licheyden sullen die Heylige Geestmeesters, huysse-
meesters eens of twee werff ter weecke omgaen om te
visiteren ende te sien, wair armoede is, om dair te deelen
ende indien dat incommen niet en mochte strecken, lie
ver eenige belastinge ofte vercoopinge doen bij advyse
van de bailliu, schout, gerechte ende pastoer”.
Echter een verkooping van een hun toebehoorend goed
kon alleen plaats vinden bij decreet van het Hof van
Holland (art. 17).
De meeste schrijvers, die zich met den Heiligen Geest
hebben bezig gehouden, plaatsen den stichtingstijd laat.
Ongewijfeld is de Heilige Geest in Den Haag reeds ge
sticht kort nadat de Parochiekerk 1276 tot stand is
gekomen. Voor het eerst vinden we over de aanstelling
van Heilige Geestmeesters (en Kerkmeesters) gesproken
in 1356, in de commissie van Ghijskiin van Ammers als
baljuw van ’s-Gravenhage. „Ende hi zal enen scoute
setten int Haghe ambacht, so wie onse rentmeester wil
ende alle ambachte, die tote voers. bailliuscip ende scout-
-1) Algemeen Rijksarchief. Register Leenkamer E 29 fol. 1. Inv.
no. 27. Zie ook Jaarboek 1924 blz. 109.